Bankgarantie verhuurder bij faillissement huurder

De bankgarantie die een verhuurder heeft lijkt nog maar weinig waard na faillissement van de huurder van onroerend goed. Dit volgt uit een recente uitspraak van de Hoge Raad van 14 januari 2011. In dit artikel bespreken we de gevolgen van deze uitspraak voor de vastgoedsector. Dit artikel is gepubliceerd door Vastgoed Journaal.

In geval van faillissement van de huurder kan de verhuurder niet zonder meer de bankgarantie uitwinnen voor de schade die de verhuurder lijdt als gevolg van het faillissement. Aldus de Hoge Raad. De redenering is dat de curator bij faillissement van de huurder de huurovereenkomst kan beëindigen door opzegging. Verhuurder mist door deze vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst de resterende huurtermijnen. De (curator van de) huurder is in dat geval niet schadeplichtig jegens de verhuurder. De opzegging is immers gebaseerd op artikel 39 Fw. Indien de verhuurder zijn schade alsnog zou kunnen verhalen op de bankgarantie zou dit een doorkruising zijn van het wettelijke systeem.

Het arrest van de Hoge Raad van 14 januari 2011 heeft een onduidelijkheid tot gevolg. Namelijk: wat is de mogelijkheid van contractuele aanspraak op schadevergoeding voor de verhuurder in geval van faillissement van de huurder van onroerende zaken. Tot deze uitspraak leek het erop dat de huurder in de meeste gevallen op basis van de huurovereenkomst in geval van faillissement schadeplichtig was jegens de verhuurder. De meest gebruikte bankgaranties zijn hier op toegerust. Ze bevatten de bepaling dat de bank als eigen verplichting aan de verhuurder de bankgarantie zal uitkeren in geval van faillissement van de huurder. Sinds de uitspraak van 14 januari 2011 van de Hoge Raad is dit echter niet meer vanzelfsprekend.

Gerelateerde blogs